BK-informatie – vierenveertigste jaargang – nummer 2 – 18 maart 2022
Het derde oog
Kunstenaar Olivier Scheffer doet een residency in eigen stad. Als experiment en als overbrugging tussen een ‘gewoon’ huis en een dakhuis. Tijdens zijn residency bij kunstenaars’ initiatief stichting B.a.d in Rotterdam-Zuid werkt hij behalve aan zijn kunst aan de realisatie van zijn dakhuis ergens in de stad.
k ben hier de Ground Floor Artist, boven mij zijn er nog twee studio’s. De residents leven en werken in B.a.d, de studio’s zijn oude lerarenkamertjes, op de begane grond zit ik in de voormalige directiekamer van de school. Door de coronasituatie liep het residency programma moeilijk, de internationale vraag was deels weggevallen, waardoor ik de kans kreeg hier te gaan zitten. Zelf kom ik uit Rotterdam West, de sprong naar Zuid was niet zo groot.
Momenteel ben ik zonder huis en bezig een huis te ontwerpen dat op een dak moet ko- men. Mijn residency in B.a.d zal voor een groot deel over mijn ‘dak-droom’ gaan. Daarnaast wil ik, alhoewel ik local ben, zoveel mogelijk genieten van het feit dat ik op een nieuwe plek ben met nieuwe mensen, dat is toch een beetje de kern van een residency. Ik laat me inspireren door de locatie, door de plek zelf en door de medekunstenaars in het gebouw. B.a.d is een komen en gaan wat dat betreft.
Het derde oog.
Het ontdekken van de omgeving is stukken moeilijker als die omgeving je al bekend is, ik kan ook moeilijk met de bril van een totale buitenstaander door mijn eigen stad lopen. Het is hier op Zuid wel net anders dan in West, maar dat zit hem in de details. Wat mensen hier overigens vaak opvalt, het is een cliché, is de hoeveelheid huisuitzettingen. Die her- ken je aan een hoop meubels, matrassen en zooi op straat; boedelbulten. Meestal is die zooi deels bruikbaar. Er zijn veel Rotterdam- se kunstenaars die hiermee aan de slag zijn gegaan, en ik ben dat ook gaan doen.
Ik loop en fiets vaste routes door de wijk waar- langs ik uitkijk naar een boedelbulten of naar ‘naastplaatsing’, dat is een nieuw woord voor het neerzetten van afval naast de container. Het gaat mij vooral om apparaten en com- puteronderdelen. Ik verdiep me niet in de ver- halen en ellende achter de boedelbulten, dat is me veel te heftig.
Al sinds mijn vroege jeugd ben ik gefascineerd door apparaten, die haalde ik heel graag uit elkaar en dan bewaarde ik onderdeeltjes als een soort trofeeën. Ik zal door de jaren heen wel duizenden machines uit elkaar gehaald hebben. Mijn fascinatie gaat naar alles wat de mens in elkaar zet of maakt en meer specifiek dingen die machinaal gemaakt worden. Eigenlijk vind ik de dingen die industrieel in elkaar gezet worden het interessants. Ik kom erachter dat dat te maken heeft met het idee dat het voor een enkeling absoluut onmogelijk is die dingen te bedenken of te maken, daar heb je een maatschappij voor nodig. Wat ik zo fascinerend vind is dat je de mensheid als geheel nodig hebt om die machines te maken, er zitten niet duizenden maar veel meer schakels in om een apparaat te vervaardigen. Ze zijn het product van de gehele mensheid. Het afval van die maatschappij ontleden is een soort archeologie van het Antropoceen.
Dat uit elkaar halen doe ik al mijn hele leven, om vervolgens dozen te vullen met de mooiste onderdeeltjes. Ooit, twintig jaar geleden, ben ik een grote serie lampen gaan maken met het afval dat ik bij de ijzerdump bij de Maashaven vond. Ja ik woonde toen toevallig ook op Zuid. Behalve die lampen is het me amper gelukt iets nuttigs te doen, behalve het vullen van dozen, het nuttigste van dit alles is dat ik dingen goed kan repareren.
Over nut gesproken, ik heb mezelf beloofd minder ‘nuttig’ te zijn. Dit is een reactie op mijn verleden als ontwerper. Als ontwerper streef je er steeds naar dingen te bedenken die het goed doen. Het is ook een reactie op de maatschappij en de politiek die op een of andere idiote manier hebben bedacht dat er nut in kunst moet zitten, neen dat moet niet, erger nog nuttige kunst zou wel eens zo handig kunnen worden dat het die politiek, dwars gaat zitten, maatschappelijk geëngageerde kunst heeft mogelijkerwijs politieke macht.
Een vriend zei dat ik een Briljante Kluns zou kunnen worden …met wat trainen, een ander zei dat ik daar misschien wel een middag of weekje voor op cursus moet. Ik ben begon- nen met het zoeken naar de draad die, dit aan elkaar moet binden. De draad door de dozen trofeeën van het afval van de mens- heid. Daarvoor leer ik mezelf solderen en dingen te programmeren met eenvoudige elektronica. Ik maak gebruik van deze resi- dency om mezelf nieuwe dingen te leren in de mazen van wat ik al kan, de gaten in de kaas te vullen met nieuwe kennis.
Binnenkort mag ik tentoonstellen, B.a.d heeft me gevraagd om de achttien vitrinekasten aan de straat te vullen. Dat is een megagrote klus, ik ben namelijk pas sinds kort kunste- naar. Ik heb bedacht dat ik de archeologie van het Antropoceen ga tonen, ja als een Briljante Kluns.
Het zullen presentaties zijn die het omge- keerde van nut laten zien, amper werkende machines samengesteld uit onderdelen die zelf juist zo briljant ingewikkeld in elkaar zit- ten, of het zijn presentaties die die ingewik- keldheid juist blootleggen als een geheel aan eenvoudige dingetjes. Kom kijken.
Het afleren van nut is best moeilijk, als ontwerper kan je dat niet. Ik ben sinds een paar jaar kunstenaar, daarvoor durfde ik dat niet. De status van kunstenaar vind ik best intimiderend, maar sinds ik wist dat ik een Artist- in-Residency plek zou krijgen werk ik me daar echt naartoe. Ik heb me sinds kort ook ingeschreven in het register van CBK Rotterdam, dat is ter bewijsvoering voor de sceptici. Ik ben kunstenaar. Dat brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee, ik voel me wel geroepen de nar van de samenleving te worden of diegene die iets blootlegt waar de meesten langs leven. Kunstenaar is de prachtigste buitenstaander, het derde oog.
Mijn residency gebruik ik dus om een huis te ontwerpen, van het residu van de mens- heid iets te maken maar straks ook weer als uitvalsbasis voor mijn wandelpraktijk. Wandelen is de laatste jaren een belangrijk en tijdrovend deel van mijn leven geworden. Ik heb lijnen uitgezet die ik heb gelopen. Dat zijn de 51e breedtegraad en de 2e lengtegraad. Die lijnen loop ik zo nauwkeurig mogelijk, op normale paden en wegen, niks illegaals aan, zo recht mogelijk door Europa. De lijn bepaalt wat ik ga zien. De lijn is de methode om de wereld te leren kennen, dat zou mij een ob- jectief beeld van de wereld om me heen moe- ten geven.
In steden loop ik overigens cirkels waarvan ik, belemmerd door gebouwen, zo strak mo- gelijk de binnen-contouren loop. De lijn is de curator. Het is een beetje een protest tegen massatoerisme, waarbij mensen en masse, vliegend naar de highlights van een ver land, volledig over de hedendaagse cultuur heen walsen. Denken dat je in Thailand bent ge- weest terwijl je alleen de highlights hebt gezien. De lijn bepaalt wat ik zie, zo heb ik onder- tussen Duitsland helemaal van west naar oost ‘gedaan’, binnenkort volgt België.
Het mooiste aan een residency is dat je al je ideeën, in het voorbijgaan op de gang, met- een met de medekunstenaars kan delen of dat je in andermans atelier mee mag maken wat zich daar ontwikkelt. Het scherpt je geest om over elkaars werk te praten. Je kan steeds opnieuw in een beschermde omgeving een ballonnetje oplaten, een theorie toetsen, je woordenschat verrijken. De medemenselijk- heid is onder kunstenaars heel prettig omdat je nooit elkaars concurrent bent, de bron aan ideeën is zo groot dat het gevaar dat je op andermans terrein trapt erg klein is. Wat het voor mij in dit gebouw zo gaaf maakt, is dat ik er juist samenwerkingen kan ontwikkelen op die gebieden die het snijvlak zijn van twee creatievelingen. Je jat geen ideeën maar je neemt de hele kunstenaar erbij.